Zij
stond daar in de ochtendnevel, uitkijkend over de stad, een geliefde plek op deze
aarde. De plek met de vele dierbare maar ook soms valse gezichten. Ze wist
precies wat zich daar achter die gesloten deuren afspeelde. Vaak waren er niet
eens deuren, werd een leven bedekt door een stuk plastic of een oude versleten deken
waarin zelfs geen patroon meer te ontdekken viel.
Vanaf
haar plek hierboven aan de heuvel zag ze ieder huis, iedere verborgen
plek waarvan de meesten het bestaan niet wilde kennen. De kinderen die
huilend in hun bedjes lagen, de kinderen die muisstil wegkropen in hun
holletjes in de hoop dat híj hen niet zou ontdekken of misschien zelfs voorlopig
zou vergeten, de kinderen die hun honger niet meer voelden en al die zieke kinderen
met hun uitgeteerde lijfjes. Ze zag echter ook de kinderen die liefdevol bij
hun moeders op schoot konden kruipen en een kusje op de kleine en grote pijntjes
kregen, met een beer in de hand, sussende woordjes hoorden.
Ze
dacht terug aan de vorige avond toen ze nog door de verlichtte straten liep en
in ieders ogen het verdriet en de pijn kon zien, hoe ze hun verhalen van mishandeling,
oorlog en geweld kon lezen.
De
onzichtbare verwondingen die mensen elkaar toebrachten binnen de schijnveiligheid
van hun onderkomens. Ja, zich ongezien wanend. Niemand bleef echter ongezien. Ieder
moest zich schikken als het doek dreigde te vallen.
Hier
en daar had ze een uitgestoken hand genomen als fluisterende troost. Alles had
ze gezien en in een seconde alle pijn van huidige en vele andere levens gevoeld.
Alsof ze er zelf steeds maar opnieuw doorheen moest gaan. Al die verborgen
demonen had ze in de fonkelende ogen gezien wetend dat ook zij recht van
bestaan hadden.
Ze
wist dat haar aanraking de voeding was die vele lichtjes even liet flakkeren, de
zachte trilling die het getergde lijf liet voelen dat het nog steeds bestond.
Ze sloot haar vermoeide ogen en voelde de verbinding met een ieder beneden. Langs al die koorden stuurde ze haar onmetelijke Liefde zo sterk dat de hele stad omhelsd raakte als ware het een warme deken.
Even nog bleef ze zo staan. Toen de tijd kwam om verder te gaan rechtte ze haar rug, draaide zich om en liep langzaam weg, wetend hoe wonderbaarlijk speciaal zij allen waren.
©Marion
Ze sloot haar vermoeide ogen en voelde de verbinding met een ieder beneden. Langs al die koorden stuurde ze haar onmetelijke Liefde zo sterk dat de hele stad omhelsd raakte als ware het een warme deken.
Even nog bleef ze zo staan. Toen de tijd kwam om verder te gaan rechtte ze haar rug, draaide zich om en liep langzaam weg, wetend hoe wonderbaarlijk speciaal zij allen waren.
©Marion
mooi
BeantwoordenVerwijderenDank je Ruud! :-)
Verwijderen