dinsdag 13 oktober 2015

de Stad



Zij stond daar in de ochtendnevel, uitkijkend over de stad, een geliefde plek op deze aarde. De plek met de vele dierbare maar ook soms valse gezichten. Ze wist precies wat zich daar achter die gesloten deuren afspeelde. Vaak waren er niet eens deuren, werd een leven bedekt door een stuk plastic of een oude versleten deken waarin zelfs geen patroon meer te ontdekken viel.

Vanaf haar plek hierboven aan de heuvel zag ze ieder huis, iedere verborgen plek waarvan de meesten het bestaan niet wilde kennen. De kinderen die huilend in hun bedjes lagen, de kinderen die muisstil wegkropen in hun holletjes in de hoop dat híj hen niet zou ontdekken of misschien zelfs voorlopig zou vergeten, de kinderen die hun honger niet meer voelden en al die zieke kinderen met hun uitgeteerde lijfjes. Ze zag echter ook de kinderen die liefdevol bij hun moeders op schoot konden kruipen en een kusje op de kleine en grote pijntjes kregen, met een beer in de hand, sussende woordjes hoorden.
Ze dacht terug aan de vorige avond toen ze nog door de verlichtte straten liep en in ieders ogen het verdriet en de pijn kon zien, hoe ze hun verhalen van mishandeling, oorlog en geweld kon lezen.
De onzichtbare verwondingen die mensen elkaar toebrachten binnen de schijnveiligheid van hun onderkomens. Ja, zich ongezien wanend. Niemand bleef echter ongezien. Ieder moest zich schikken als het doek dreigde te vallen.
Hier en daar had ze een uitgestoken hand genomen als fluisterende troost. Alles had ze gezien en in een seconde alle pijn van huidige en vele andere levens gevoeld. Alsof ze er zelf steeds maar opnieuw doorheen moest gaan. Al die verborgen demonen had ze in de fonkelende ogen gezien wetend dat ook zij recht van bestaan hadden.
Ze wist dat haar aanraking de voeding was die vele lichtjes even liet flakkeren, de zachte trilling die het getergde lijf liet voelen dat het nog steeds bestond. 

Ze sloot haar vermoeide ogen en voelde de verbinding met een ieder beneden. Langs al die koorden stuurde ze haar onmetelijke Liefde zo sterk dat de hele stad omhelsd raakte als ware het een warme deken. 
Even nog bleef ze zo staan. Toen de tijd kwam om verder te gaan rechtte ze haar rug, draaide zich om en liep langzaam weg, wetend hoe wonderbaarlijk speciaal zij allen waren.

©Marion

donderdag 1 oktober 2015

Een Nieuwe Dag

Hij zat daar in het donker in zijn bruine oude versleten stoel. Hij rookte de ene sigaret na de anderen en dat had zijn sporen achtergelaten op zijn, nu bruine, vingers. De rook had geen ruimte meer om op te trekken en rond zijn stoel lag een verzameling lege flessen die ooit gevuld waren met vergeetachtigheid.
Met gebogen hoofd vroeg hij zich steeds maar weer af wat nu nog de zin van zijn bestaan was. Wachtend op een antwoord, dat maar steeds niet kwam, stak hij maar weer een nieuwe sigaret aan.
Zijn energie was op. Verloren gegaan…ja waaraan eigenlijk? Verloren aan een niet eindigende strijd met zichzelf eigenlijk. Als kleine jongen was het eigenlijk al zo dat hij maar steeds de aandacht van zijn moeder probeerde te trekken. En omdat er fikse straf op boosheid en luidruchtigheid stond deed hij dat door te zwijgen en haar te helpen waar hij kon. Teveel had hij zijn best gedaan om een glimlach van haar te mogen zien, een aai over zijn bolletje te krijgen met de bevestiging.. “Wat heb je dat mooi gedaan jongen, jij bent mamma’s grote jongen”. Maar dat waar hij zo naar verlangde was nooit gekomen. Mamma was in haar eigen wereld en niet bij machte om hem te zien. En zijn vader kon hij zich nog maar heel vaag herinneren. Die grote afwezige. De dronkaard die na de zondagsmis gelijk de kroeg in verdween was op een donkere dag helemaal uit zijn leven verdwenen.
En nu Zij, zijn grote liefde, was verdwenen bleef hij alleen achter met zijn verwoeste innerlijk zichzelf afvragend of dit nu alles was wat er aan leven voor hem overbleef.
Hij zuchtte eens diep en sloot zijn ogen. STOP riep de kleine versie van zijn zelf. Hij zag het kleine jongetje, dat ergens nog diep verborgen in zijn binnenste aanwezig was, in gedachten voor zich. Het jongetje dat altijd zo verschrikkelijk zijn best had gedaan, hopend dat iemand hem op zou merken.

In gedachten zag hij zichzelf daar zo zitten, donker en in een wolk van grijze mist, een zielig hoopje mens. Slachtoffer van zijn eigen opoffering, gekwetst en niet meer wetend wie hij geworden was of zelfs ooit geweest was. Dat kon toch niet de bedoeling van zijn leven zijn? Of wel? Er zou toch nog wel meer zijn? Iets wat hij nog niet ontdekt had? En wat was zijn leven eigenlijk? Wie was hij diep van binnen en wie wilde hij eigenlijk zijn? Hoe kon hij zichzelf weer vinden?
Een straaltje zon viel, door een klein kiertje van de haast gesloten gordijnen, naar binnen nu. Het verwarmde zijn gezicht, kriebelde aan zijn neus in een poging hem wakker te maken, als bewijs dat er nog een sprankje leven in hem te vinden was. En terwijl hij zijn ogen een stukje opende zag hij duizenden stofjes dansen alsof ze de draak met hem staken. Aan de lamp hing een flink spinnenweb dat zag hij ook wel. De spin zat te wachten op een prooi en weefde haar eigen web, draad na draad. Als zij toch hangend aan de lamp met haar kleine lijfje een dergelijk groot web kon weven, wat kon hij dan wel niet doen? Zij stond toch bekend als geluksbrenger?.
Het leek alsof ze hem aanspoorde nu zijn eigen web te gaan weven. Doe je werk…doe je werk, maak een nieuw web van plannen en creaties. Ontdek je kracht en weef je leven en besef dat je ieder moment opnieuw kunt beginnen.



Hij stond op uit zijn stoel en liep als in trance naar buiten, denkend aan het teken dat hij op de rug van de spin had gezien. Het was nu of nooit. Hij ontdekte een stralende zon en wist …de nieuwe dag was begonnen.

© Marion