Hij zat daar in het
donker in zijn bruine oude versleten stoel. Hij rookte de ene sigaret na de
anderen en dat had zijn sporen achtergelaten op zijn, nu bruine, vingers. De
rook had geen ruimte meer om op te trekken en rond zijn stoel lag een
verzameling lege flessen die ooit gevuld waren met vergeetachtigheid.
Met gebogen hoofd vroeg hij zich steeds maar weer af wat nu nog de zin van zijn bestaan was. Wachtend op een antwoord, dat maar steeds niet kwam, stak hij maar weer een nieuwe sigaret aan.
Met gebogen hoofd vroeg hij zich steeds maar weer af wat nu nog de zin van zijn bestaan was. Wachtend op een antwoord, dat maar steeds niet kwam, stak hij maar weer een nieuwe sigaret aan.
Zijn energie was op.
Verloren gegaan…ja waaraan eigenlijk? Verloren aan een niet eindigende strijd
met zichzelf eigenlijk. Als kleine jongen was het eigenlijk al zo dat hij maar
steeds de aandacht van zijn moeder probeerde te trekken. En omdat er fikse
straf op boosheid en luidruchtigheid stond deed hij dat door te zwijgen en haar
te helpen waar hij kon. Teveel had hij zijn best gedaan om een glimlach van
haar te mogen zien, een aai over zijn bolletje te krijgen met de bevestiging.. “Wat
heb je dat mooi gedaan jongen, jij bent mamma’s grote jongen”. Maar dat waar
hij zo naar verlangde was nooit gekomen. Mamma was in haar eigen wereld en niet
bij machte om hem te zien. En zijn vader kon hij zich nog maar heel vaag
herinneren. Die grote afwezige. De dronkaard die na de zondagsmis gelijk de
kroeg in verdween was op een donkere dag helemaal uit zijn leven verdwenen.
En nu Zij, zijn grote
liefde, was verdwenen bleef hij alleen achter met zijn verwoeste innerlijk zichzelf
afvragend of dit nu alles was wat er aan leven voor hem overbleef.
Hij zuchtte eens diep
en sloot zijn ogen. STOP riep de kleine versie van zijn zelf. Hij zag het
kleine jongetje, dat ergens nog diep verborgen in zijn binnenste aanwezig was,
in gedachten voor zich. Het jongetje dat altijd zo verschrikkelijk zijn best
had gedaan, hopend dat iemand hem op zou merken.
In gedachten zag hij zichzelf daar zo zitten, donker en in een wolk van grijze mist, een zielig hoopje mens. Slachtoffer van zijn eigen opoffering, gekwetst en niet meer wetend wie hij geworden was of zelfs ooit geweest was. Dat kon toch niet de bedoeling van zijn leven zijn? Of wel? Er zou toch nog wel meer zijn? Iets wat hij nog niet ontdekt had? En wat was zijn leven eigenlijk? Wie was hij diep van binnen en wie wilde hij eigenlijk zijn? Hoe kon hij zichzelf weer vinden?
Een straaltje zon viel, door een klein kiertje van de haast gesloten gordijnen, naar binnen nu. Het verwarmde zijn gezicht, kriebelde aan zijn neus in een poging hem wakker te maken, als bewijs dat er nog een sprankje leven in hem te vinden was. En terwijl hij zijn ogen een stukje opende zag hij duizenden stofjes dansen alsof ze de draak met hem staken. Aan de lamp hing een flink spinnenweb dat zag hij ook wel. De spin zat te wachten op een prooi en weefde haar eigen web, draad na draad. Als zij toch hangend aan de lamp met haar kleine lijfje een dergelijk groot web kon weven, wat kon hij dan wel niet doen? Zij stond toch bekend als geluksbrenger?.
Hij stond op uit zijn stoel en liep als in trance naar buiten, denkend aan het teken dat hij op de rug van de spin had gezien. Het was nu of nooit. Hij ontdekte een stralende zon en wist …de nieuwe dag was begonnen.
© Marion
Geen opmerkingen:
Een reactie posten